Stromingen

Veel stijlen in de schilderkunst zijn voor mij belangrijke inspiratiebronnen. Door bestudering van zeggingskracht, schilderstijlen, motivatie en materiaalgebruik binnen de stromingen heb ik mijn eigen stijl leren ontwikkelen.

Steeds weer wordt ik opnieuw geïnspireerd vanuit onderstaande stromingen en vind ik nieuwe manieren om mezelf uit te drukken.

1850 – SYMBOLISME

Verbeeldingskracht, intuïtie en spiritualiteit staan binnen deze stroming centraal. Om deze eigenschappen uit te drukken worden symbolen gebruikt, die verwijzen naar iets anders. Schilderijen binnen deze stroming hebben een emotionele lading. In het werk van Ferdinand Hodler is dat duidelijk te herkennen.

1874 – IMPRESSIONISME

De impressionisten gebruikten gewone onderwerpen als thema. Zij wilden hun impressie benadrukken door het gebruik van veel kleur, licht en schaduw in losse toetsen. Zij streefden niet naar een exacte weergave zoals in het classicisme, maar naar een spontane verbeelding van het waargenomene. Een van de bekendste kunstenaars uit die tijd was Claude Monet.

1895 – ART NOUVEAU

Deze stijl, ook wel Jugenstil genoemd, wordt gekenmerkt door gebogen vormen, zwierige lijnen en een etherische sfeer. Er werd veel gewerkt met bloemen en bladeren. De figuren waren vaak langgerekt en sierlijk. Het is een decoratieve stijl, die destijds ook veel in reclame werd toegepast. Kunstenaars die er wat mij betreft in uitblonken waren Alphonse Mucha en Gustav Klimt.

1905 – EXPRESSIONISME

Kunstenaars van deze stroming werkten vooral met de indruk die zie van iets hadden. Hun ervaringen en indrukken brachten ze in beeld. Dit leidde tot vaak zeer eigenzinnig werk dat gezien kan worden als een wegbereider voor de abstracte kunst, de zgn. Bauhausstijl.Toonaangevende kunstkringen in die tijd waren Die Brücke met o.a. Edvard Munch en Die Blaue Reiter met o.a. Wassily Kandinsky en Paul Klee.

1907 – KUBISME

Voor de kubisten gold de uitdaging om driedimensionale objecten op het platte valk uit te voeren. Door twee of meer zijden van een figuur tegelijk te tonen ontstond een abstracte vorm. De bekendste kunstenaar die met deze nieuwe schilderstijl ging worstelen was Pablo Picasso.

1910 – CONSTRUCTIVISME

Als tegenhanger van de sierlijke en fleurige stijlen ontstond het constructivisme. De kunstenaars in de tijd wilden terug naar de basale uitgangspunten van de schilderkunst. Geen figuratie, maar geometrische basisvormen die harmonisch en met eentonige basiskleuren werden weergegeven. Bekend is ‘Het zwarte vierkant’ van Kasimir Malevitsj.

41dbaeec4466f58cd76a81b7add4a279TWFsZXdpdHNjaC5qcGc=.jpg_500x500

‘Het zwarte vierkant’ – bron

1917 – DE STIJL

De Nederlandse kunstbeweging wilde, net als de kunstenaars van het constructivisme, af van de zwierige stijl en terug naar de pure esthetiek van rechte lijnen en primaire kleuren. Volgens de kunstenaars Theo van Doesburg en Piet Mondriaan moest de kunst radicaal terug naar de eenvoud.

1924 – SURREALISME

In deze stroming worden droomwerelden weergegeven. Hier maakt men kennis met de onbewuste werkelijkheid van de kunstenaar. De schijnbaar irrationele verbeelding van de kunstenaar wordt vaak met uiterste precisie tot uiting gebracht. Vooral het werk van Salvador Dali is bekend.

1946 – ABSTRACT EXPRESSIONISME

Na WO II ontstond het abstract expressionisme, waarmee kunstenaars onderdrukking en sociaal onrecht wilden uitdrukken. Uit deze stroming ontstonden weer nieuwe bewegingen, zoals de action-painters (Jackson Pollock) en de color field painters (Mark Rothko).

1950 – POP ART

De Pop Art kenmerkt zich door het gebruik van thema’s en symbolen uit de Westerse consumptiemaatschappij. Het gaat hierbij niet zozeer om de emotionele beleving van de individuele kunstenaars, maar om de waarneming en belangstelling van hun omgeving. In hun werk gebruikten deze kunstenaars o.a. voorwerpen en reclamemateriaal.
Bekende kunstenaars zijn Andy Warhol en David Hockney.

1985 – DIGITALE KUNST

Deze stroming is een vorm van hedendaagse kunst waarbij gebruik wordt gemaakt van  computersoftware. Deze vorm gebruik ik zelf vaak bij voorstudies van kleurgebruik en composities en uiteraard voor grafisch ontwerp.

1980 – POSTMODERNISME

Kunstenaars van deze stroming, zoals bijvoorbeeld Jeff Koons, wilden niet meer zoeken naar nieuwe vormen en technieken. Zij wilden terugblikken op alle stijlen die er al waren geweest en deze door elkaar heen toepassen. Alle stijlen mochten weer, liefst zoveel mogelijk in hetzelfde werk.

1980 – HYPERREALISME

Een gemeenschappelijke factor in het werk van de hyperrealisten is dat zij op de meest gedetailleerde wijze hun werkelijkheid weergeven, fotografisch nauwkeurig dus. Hun interesse gaat niet zozeer uit naar de afbeelding zelf, maar naar een bestudering van het object. De aandacht gaat hier vooral uit naar het schilderen als handeling vanuit de vereenzelviging met het waargenomene. Bekende kunstenaars zijn Georgia O”Keeffe en Chuck Close.

Share on Facebook0Pin on Pinterest0Share on LinkedIn0Email this to someone